Hein de Haas is een Nederlandse socioloog en migratie-expert. Hij is als hoogleraar sociologie verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en als bijzonder hoogleraar migratie en ontwikkeling aan de Universiteit Maastricht.

MYTHE 12
Immigratie doet de criminaliteit stijgen  (blz.207)

‘Ze brengen drugs mee. Ze brengen misdaad mee. Het zijn verkrachters. En er zitten vast ook wel goede mensen tussen.’ Zo liet Donald Trump zich tijdens de presidentscampagne in 2016 uit over Mexicaanse immigranten. Tijdens zijn eerste jaar als president hekelde Trump dat bendeleden met een immigratieachtergrond ‘geen pistool willen gebruiken, want dat gaat te snel en is niet pijnlijk genoeg. Dus grijpen ze een jong, mooi meisje van 16, 15 jaar, en anderen, en ze hakken hen met een mes in mootjes, omdat ze willen dat ze afschuwelijke pijn lijden voordat ze sterven. En dat zijn de beesten die we al zo lang beschermen.  Toen het Britse immigratiedebat in de aanloop naar het Brexitreferendum in 2016 een kookpunt naderde, betoogde UKIP-leider Nigel Farage dat: ‘Het vrije verkeer van mensen in Europa is het vrije verkeer van criminelen, het vrije verkeer van Kalashnikovs en het vrije verkeer van terroristen geworden.


Politici en media schilderen migranten en minderheden regelmatig af als criminelen, verkrachters en potentiële terroristen. Uit opiniepeilingen blijkt dat de grootste angst die mensen hebben over immigratie niet is dat immigranten banen inpikken, de lonen doen dalen of de verzorgingsstaat onder druk zetten, maar dat hun aankomst tot meer misdaad zal leiden. Een grootschalig opinieonderzoek uit 2010 liet zien dat een derde tot de helft van de inwoners van grote westerse immigratielanden denkt dat het misdaadcijfer stijgt ten gevolge van immigratie, en dat tussen de helft en drie kwart gelooft dat het misdaadcijfer stijgt door toedoen van illegale immigranten. Dit gaat hand in hand met diepe angsten over het ontstaan van een bendecultuur in de vervallen immigrantenwijken en stedelijke ‘getto’s’.
Het idee dat immigratie onze straten en samenlevingen onveiliger maakt doordat ze tot meer misdaad leidt, is een van de oudste en diepstgewortelde angsten met betrekking tot immigratie. Criminele activiteiten van bendes en maffia-achtige organisaties worden vaak gelinkt aan immigranten- en minderheidsgroepen, zoals Afro-Amerikaanse en latino gangs in de VS, en aan Albanezen, Bulgaren en Marokkanen in West-Europa. Dergelijke groepen lijken immers vaker betrokken te zijn bij illegale praktijken zoals drugshandel, berovingen, afpersing en mensenhandel. Deze problemen lijken te worden bestendigd doordat criminele groepen ook de volgende generaties verleiden tot criminele levensstijlen en gemeenschapsleden zodoende ontmoedigen om via onderwijs en werk te ontsnappen aan hun maatschappelijke achterstandssituatie.
Vooral in de VS worden illegale immigranten vaak gezien als een misdaadrisico. Hun subcultuur en levensstijl in de maatschappelijke marge zouden hen aanmoedigen om te overleven door middel van criminele activiteiten. In Europa bestaat naast de angst dat gemarginaliseerde moslimgemeenschappen terrorisme zouden ondersteunen ook de zorg dat misplaatste stereotypen onder jonge moslimmannen over ‘losbandige westerse vrouwen’ hun op de een of andere manier ‘morele toestemming’ geeft niet-islamitische vrouwen op straat te intimideren, lastig te vallen of aan te randen.
Hoewel de meeste mensen niet gediend zijn van racistische stereotypen die alle leden van een groep over één kam scheren als criminelen, verkrachters en terroristen, is de ogenschijnlijke oververtegenwoordiging van sommige immigranten- en minderheidsgroepen in misdaadstatistieken een algemene bron van zorg. Zo bezien vormt het terugdringen van legale en illegale immigratie een essentieel element van de misdaadbestrijding.


Hoe het echt werkt


In het algemeen vermindert immigratie het aantal geweldsmisdrijven

Het klopt dat sommige migranten- en minderheidsgroepen in de misdaadstatistieken oververtegenwoordigd zijn. Daarnaast is het ook waar dat een bovengemiddeld deel van de gevangenispopulatie een niet-witte achtergrond heeft. En inderdaad zorgen sommige jongeren met een immigratieachtergrond ervoor dat vrouwen (met en zonder immigratieachtergrond) zich op straat minder veilig voelen. Betekent dit dan ook dat immigratie de misdaadcijfers opstuwt? Of spelen racistische vooroordelen hierin een hoofdrol? Dit is een zeer beladen kwestie, reden temeer om zorgvuldig naar de feiten en wetenschappelijke bevindingen te kijken.
Het verband tussen immigratie en misdaad laat zich nog niet zo makkelijk meten, vooral ook omdat zoveel andere factoren – werkloosheid, inkomen en opleidingsniveau, evenals sociale controle, cohesie en het vertrouwen binnen gemeenschappen – de misdaadcijfers beïnvloeden.5 Wanneer immigranten zich bijvoorbeeld vestigen in stadswijken waar de misdaadcijfers al hoger lagen, kunnen correlaties tussen immigratie en criminaliteit ten onrechte een oorzakelijk verband suggereren. Aangezien jonge mannen de meeste misdaden begaan, kan een oververtegenwoordiging van migranten in de misdaadcijfers ook simpelweg voortvloeien uit het gegeven dat veel migranten jonge mannen zijn. Onderzoeken die de impact van immigratie op misdaad willen meten, zouden dan ook zo goed mogelijk corrigeren voor dit soort factoren.
De betrouwbaarste manier om dit te doen, lijkt het bestuderen van het verband tussen veranderingen van immigratiecijfers en de veranderingen van misdaadcijfers in de loop van de tijd binnen dezelfde geografische eenheden (dus op het niveau van de wijk, gemeente, staat of het land). Het goede nieuws is dat er de afgelopen jaren verschillende hoogwaardige sociologische en criminologische studies naar dit verband zijn verschenen. Hoewel de bevindingen variëren al naargelang de gebruikte methoden en de bestudeerde groepen, komt daaruit naar voren dat er geen bewijs is dat immigratie het misdaadcijfer omhoogstuwt. Sterker nog: veel vormen van immigratie hangen eerder samen met lagere misdaadcijfers. Deze conclusie lijkt met name gerechtvaardigd waar het geweldsmisdrijven aangaat. De paradox is dus dat immigratie plekken vaak veiliger maakt.
Het beste onderzoek op dit vlak is in de VS verricht. Hoewel immigranten gemiddeld een lager opleidingsniveau en inkomen hebben dan niet-migranten, laten de meeste onderzoeken

zien dat de kans dat immigranten misdaden plegen kleiner is dan dat niet-migranten die plegen. Wijken met hoge concentraties immigranten kennen gemiddeld lagere misdaad- en geweldstatistieken dan vergelijkbare wijken met weinig immigranten.6 Een ander patroon dat aan het licht komt is dat wanneer immigranten betrokken zijn bij misdaad, het doorgaans gaat om niet-gewelddadige misdrijven zoals autodiefstal en inbraak – die worden vooral gepleegd door werkloze en arme immigranten. In geweldsmisdrijven zoals ernstige mishandeling, verkrachting en moord zijn immigranten daarentegen duidelijk ondervertegenwoordigd. In de VS zitten immigranten ook minder vaak in de gevangenis dan niet-migranten. Uit een van deze studies bleek dat onder de groep mannen van 18 tot 39 jaar het relatieve aandeel van in het buitenland geboren gevangenen een kwart is van dat van de groep niet-migranten.
Al dit bewijs ondermijnt niet alleen het stereotype van de ‘criminele buitenlander’, maar draait het zelfs helemaal om. Ramiro Martinez, een criminoloog van de Northeastern University, constateerde met zijn collega’s dat het relatieve percentage moorden dat was begaan door Haïtiaanse, Jamaicaanse en Cubaanse immigranten lager is dan onder de bevolking in zijn geheel. Bovendien was dat percentage gedaald sinds de jaren 1980, naarmate immigrantengroepen groter werden en meer gesetteld raakten.
Robert Sampson, een criminoloog aan Harvard University, liet zien dat misdaadcijfers sterk afhankelijk zijn van het vermogen van buurten om op basis van gedeelde waarden een vorm van sociale controle te verwezenlijken. Doordat immigratie over het algemeen een positief effect heeft op dit vermogen, vermindert ze vaak het aantal misdaden. Zo constateerden Sampson en zijn collega’s dat de kans dat Mexicaanse Amerikanen die in de buitenwijken van Chicago wonen een geweldsmisdrijf begaan 45 procent kleiner was dan dat Amerikanen die al ten minste drie generaties in Amerika wonen dergelijke misdrijven plegen. Volgens Sampson helpt dit dempende effect van migratie op de misdaad te verklaren waarom misdaadcijfers in steden zoals Los Angeles, San Jose, Dallas en Phoenix daalden in tijden van hoge immigratie; en ook waarom steden die worden gekenmerkt door grootschalige immigratie, zoals New York en steden aan de Mexicaanse grens, zoals El Paso en San Diego, in werkelijkheid tot de veiligste van de VS behoren.
Vergeleken met de VS zijn de wetenschappelijke bevindingen met betrekking tot Europa schaarser, maar het beschikbare onderzoek ondermijnt eveneens het idee dat immigratie zorgt voor meer geweldsmisdrijven. In een breed opgezette studie waarin nationale data van eenentwintig Europese landen werd geanalyseerd, werd bijvoorbeeld geen verband gevonden tussen het immigratieniveau en de aantallen verkrachtingen, aanrandingen en moorden. In een ander onderzoek dat de trends van immigratie en misdaad in Engeland tussen 1971 en 2002 analyseerde, werd in lijn met het Amerikaanse onderzoek geconcludeerd dat wijken in werkelijkheid veiliger worden naarmate er meer immigranten gaan wonen. Misdaadcijfers waren significant lager in etnische enclaves waar immigranten ten minste 20 tot 30 procent van de bevolking uitmaken.
Dit dempende effect op het aantal misdaden bleek bijzonder groot in etnische enclaves waar zich immigranten met dezelfde etnische achtergrond concentreerden. Vermoedelijk is dat een gevolg van de sterke sociale controle die vaak in deze gemeenschappen bestaat. Dat komt overeen met de bevindingen die we in het vorige hoofdstuk bespraken en waaruit bleek dat in weerwil van het ‘getto’-stereotype, het soort etnische enclaves waar zich nieuwe migranten concentreren vaak een gemeenschapsleven bieden dat informele sociale controle, solidariteit en ondernemerschap bevordert.


Harde werkers die conservatief en gemeenschapsgericht zijn

De beschikbare kennis ondersteunt dus niet de claims dat de misdaadcijfers als gevolg van immigratie de pan uit rijzen. Het tegendeel blijkt waar: immigranten zorgen doorgaans voor minder misdaad. Eigenlijk is dat ook helemaal niet zo gek. Ten eerste migreren de meeste mensen niet met het doel crimineel te worden, maar eerder om te werken, te studeren, zich bij hun gezin te voegen of een combinatie van deze motieven. Aangezien migratie duur en risicovol is, en de nodige planning en doorzettingsvermogen vereist, behoren migranten in de regel niet tot de gemarginaliseerde onderklassen van herkomstsamenlevingen. Zoals we zagen in hoofdstuk 8 behoren immigranten daarentegen vaak tot een select groepje ‘uitzonderlijke mensen’ met een instelling en bepaalde mindset die hun slagingskansen vergroten. Dat zijn doorgaans niet de mensen die crimineel gedrag vertonen.
Het idee dat immigratie tot meer misdaden leidt, gaat terug tot begin twintigste eeuw. Toen formuleerden Amerikaanse sociologen de hypothese dat de vestiging van buitenlandse arbeidskrachten uit katholieke landen zoals Ierland en Italië zou leiden tot ‘sociale desorganisatie’ en criminaliteit in de wijken waar zij zich vestigen. Historische en hedendaagse onderzoeken hebben deze theorie echter grotendeels ontkracht. Het tegendeel is meestal waar: Arbeidsmigranten zijn doorgaans afkomstig uit sociaal conservatieve, gemeenschapsgerichte en religieuze milieus en hechten dan ook vaak aan traditionele waarden van solidariteit, respect en hard werk.


Illegale immigranten hebben de laagste misdaadcijfers

Aangezien immigranten vaak graag willen blijven en een permanente verblijfsvergunning of burgerschapsstatus willen verwerven, behoren ze vaak tot de meest gezagsgetrouwe leden van de samenleving. Dit geldt in nog hogere mate voor illegale migranten, die koste wat kost willen voorkomen dat ze op de radar van de politie verschijnen, aangezien de kans groot is dat aanhouding uitzetting betekent, waardoor ze al hun bezittingen kunnen verliezen en al hun investeringen in migratie voor niets zouden zijn geweest. Van het schrikbeeld van die dubbele straf – arrestatie en uitzetting – gaat een bijzonder sterke prikkel uit om zich gedeisd te houden, hard te werken en hoe dan ook niet bij enige vorm van misdaad betrokken te raken.
Het zou ons daarom niet hoeven verbazen dat, in weerwil van beweringen van sommige politici, in onderzoeken is vastgesteld dat de massale toename in de uitzettingscijfers van immigranten door de Amerikaanse federale regering geen significant effect heeft gehad op de misdaadcijfers.De ironie wil zelfs dat illegale immigranten – de migrantencategorie die nog het vaakst wordt beschuldigd van crimineel gedrag – in de praktijk het minst betrokken zijn bij criminele activiteiten, in het bijzonder bij geweldsmisdrijven. Michael Light, een socioloog aan de University of Wisconsin-Madison, voerde verschillende onderzoeken uit waaruit bleek dat de wijdverbreide bewering dat illegale migratie tot meer misdaad leidt niet klopt. In een van zijn studies analyseerde hij data uit alle Amerikaanse staten tussen 1990 en 2014, waarbij aan

het licht kwam dat de omvang van de ongedocumenteerde migrantenpopulatie geen positief effect heeft op de misdaad. Het leek er zelfs eerder op dat hoe groter de omvang van deze populaties, hoe minder misdaden er plaatsvonden.16
Aan de hand van aanhoudingsgegevens uit de periode 2012-2018 van het Texas Department of Public Safety vergeleken Light en zijn collega’s het aantal gepleegde misdaden door illegale migranten, legale migranten en Amerikaanse niet-migranten. Hun bevindingen waren opmerkelijk. Illegale migranten bleken de laagste misdaadpercentages te hebben, gevolgd door legale migranten, terwijl niet-migranten de hoogste misdaadcijfers hadden. De kans dat niet-migranten voor een geweldsmisdrijf worden opgepakt bleek twee keer zo groot ten opzichte van ongedocumenteerde migranten; vier keer zo groot voor diefstal, en tweeënhalf keer zo groot voor een drugsvergrijp. Over het hele scala aan misdrijven, waaronder moord, mishandeling, overvallen, zedendelicten, inbraak, diefstal en brandstichting gaven de resultaten een overeenkomstig beeld te zien: de misdaadpercentages lagen onder ongedocumenteerde migranten veel lager dan onder niet-migranten.Wat betreft álle criminele veroordelingen in Texas in 2015 lag het percentage veroordelingen van illegale immigranten 50 procent lager dan onder niet-migranten.


De schaduwzijde van (neerwaartse) assimilatie

Het bewijs is glashelder: immigranten zijn doorgaans minder crimineel. Maar hoewel eerste generatie migranten dus doorgaans minder betrokken zijn bij geweldsmisdrijven, verandert het beeld wanneer we kijken naar de tweede generatie. In hoge mate weerspiegelt dit het integratieproces, want niet-migranten kennen immers hogere misdaadcijfers dan immigranten. Ironisch genoeg blijkt een van de ‘keerzijden’ van assimilatie dat hoe langer migrantengroepen blijven, des te meer hun misdaadpatronen op die van niet-migranten gaan lijken.
Daarbij zijn doorgaans de kinderen van laagopgeleide migranten betrokken die een proces hebben doorgemaakt dat sociologen Min Zhou en Alejandro Portes ‘neerwaartse assimilatie’ noemen. Zhou en Portes hebben in dit verband een nuttig onderscheid aangebracht tussen drie belangrijke patronen van wat ze aanduiden als ‘gesegmenteerde segmentatie’. Vanuit dit perspectief is de grote vraag niet of de kinderen van immigranten assimileren (of integreren) – dat doen ze namelijk bijna allemaal – maar in welk maatschappelijk segment ze dat doen. Het eerste van de drie trajecten is dat van de kinderen van hogeropgeleide migranten, die vaak beter presteren dan de kinderen van niet-migranten en succesvolle maatschappelijke carrières kennen. Het tweede traject is dat van kinderen van laagopgeleide arbeidsmigranten, die zich kunnen verlaten op sterke familiebanden en de steun van gemeenschappen om op te klimmen via onderwijs, werk en ondernemerszin, waardoor ze het uiteindelijk tot de middenklasse kunnen schoppen.
Het derde en meer problematische patroon is dat van neerwaartse assimilatie. Ook in dit traject zijn de ouders laagopgeleide arbeidsmigranten, maar bereiken kinderen niet de maatschappelijke middenklasse doordat een combinatie van discriminatie, werkloosheid, armoede, segregatie en zwakke gemeenschapsstructuren hun in de weg staat en vaak hun achterstand bestendigt. Ervaringen van racisme en uitsluiting kunnen mede leiden tot de ontwikkeling van ‘vijandige subculturen’ onder kansarme jongeren die zich sociaaleconomisch niet hebben weten op te werken en daardoor ook niet kunnen ontsnappen aan verarmde wijken.20 Deze combinatie van factoren lijkt te verklaren waarom sommige gemarginaliseerde jongeren afkomstig uit migranten- en minderheidsgroepen die opgroeien in gesegregeerde binnensteden, vervallen sociale woonblokken en de banlieues in Europa, ervoor kiezen een alternatieve carrière op te bouwen in de onderwereld of soms hun toevlucht zoeken in religieus fundamentalisme.
Uit een onderzoek van Portes en zijn collega’s onder tweede generatie jongeren in Southern California en South Florida kwam naar voren dat naast problemen zoals hoge percentages voortijdige schoolverlaters en tienerzwangerschappen, ook de hogere arrestatie- en detentiecijfers indicatoren zijn van neerwaartse assimilatie. Hun studie liet zien dat tweede generatie Mexicaanse en Caraïbische jongeren zichzelf het vaakst achter de tralies terugvonden.21 Het hogere opleidingsniveau van de ouders en een sterkere sociale cohesie van de gemeenschap lijkt de lagere detentiecijfers onder Chinees-, Koreaans-, Filipijns- en Cubaans-Amerikaanse jongeren te verklaren.
Het is evenwel belangrijk om te benadrukken dat de oververtegenwoordiging van sommige tweede generatie groepen in de misdaadcijfers primair een weerspiegeling is van klassenfactoren zoals hun sociale en economische status, en niet van hun ras, etniciteit of religie. Meer in het algemeen zijn misdaadcijfers het hoogst onder mannen tussen de achttien en vijfendertig jaar met zowel een laag opleidingsniveau als een laag inkomen. Vooral langdurige werkloosheid, het disfunctioneren van gezinnen en een gebrek aan sociale controle, zijn sterke indicatoren van crimineel gedrag.22 Dit geldt voor alle bevolkingsgroepen, en staat dus los van etnische of raciale achtergrond.
Een belangrijke reden waarom bepaalde tweede generatie groepen oververtegenwoordigd zijn in de misdaadstatistieken is dat zij binnen de kansarme bevolkingsdelen in de westerse landen een steeds grotere groep vormen. Opnieuw is klasse dus de belangrijkste oorzaak. Misdaad is geen inherent kenmerk van mensen met een bepaalde etnische, raciale of culturele achtergrond, maar vloeit voort uit de economische marginalisering van immigrantengroepen die met neerwaartse assimilatie te maken krijgen. De criminele reputatie van groepen met een migratieachtergrond neemt dan ook vaak af zodra (en als) ze uiteindelijk een manier vinden om de economische ladder te beklimmen en de middenklasse te bereiken. Zo verging het de voormalige immigrantengroepen uit de lagere klasse met criminele reputaties, denk aan de Ieren en Italianen in de Verenigde Staten.


De vicieuze cirkel van etnische vooroordelen en etnisch profileren

Op de avond van 30 april 1999 ging Marianne Vaatstra, een zestienjarig meisje uit een klein Fries dorp, uit met haar vrienden. Ze zou nooit thuiskomen. De volgende ochtend werd haar levenloze lichaam in een weiland gevonden. Toen de lijkschouwer liet weten dat Marianne was verkracht en haar keel was doorgesneden, voegde hij daaraan toe dat het doorsnijden van de keel geen typisch ‘Nederlandse manier’ om te doden was. Mensen hadden hun oordeel snel klaar: het moest een bewoner van het lokale asielzoekerscentrum zijn geweest. Dit ontaarde algauw in een golf van bedreigingen en geweldsdaden tegen vluchtelingen in de streek, waarbij een asielzoeker met een mes werd gestoken. Zelf ben ik opgegroeid in Friesland en ik kan me nog levendig voor de geest halen hoe mensen het erover hadden dat ‘die’ asielzoekers het ‘gedaan moesten hebben’.
Dit negatieve sentiment kreeg een nationale dimensie toen Pim Fortuyn in een column stelde dat ‘een keel doorsnijden, dat is iets wat een Fries niet doet’. Terwijl de media het asielzoekerscentrum afschilderden als een ‘broedplaats van criminele activiteiten’, toonde het misdaadprogramma van Peter R. de Vries op primetime beelden van ‘Midden-Oosterse’ (Irakese en Afghaanse) mannen als de vermoedelijke daders. Hoewel DNA-onderzoek deze mogelijkheid uitsloot, kon dat de publieke argwaan niet wegnemen dat de asielzoekers het toch moesten hebben gedaan. Nadat de zaak jarenlang onopgelost op de plank had gelegen, kwam als gevolg van nieuw DNA-onderzoek in 2012 onweerlegbaar bewijs aan het licht dat de echte dader een lokale boer was die op 3 kilometer van de plek van het misdrijf woonde. Plaatselijke inwoners reageerden gechoqueerd en soms ongelovig dat een lokale boer – een goede vader, familieman en behulpzame buur – zo’n vreselijke misdaad kon hebben gepleegd.
Dit geval staat niet op zichzelf. Wetenschappelijke bevindingen laten zien dat etnische vooroordelen en etnisch profileren een andere belangrijke reden zijn waarom sommige minderheden en groepen met een migratieachtergrond in de misdaadcijfers oververtegenwoordigd zijn. Simpel gezegd komt dat doordat zij een grotere kans lopen te worden opgepakt en veroordeeld. Daardoor kan gemakkelijk een vicieuze cirkel ontstaan: aangezien de kans groter is dat niet-witte mensen worden verdacht, gearresteerd en veroordeeld, versterkt de daardoor gegenereerde media-aandacht de reeds bestaande vooroordelen over minderheden in het algemeen en over jonge mannen uit die groep in het bijzonder. Als gevolg van dit soort vooroordelen neemt de kans toe dat de politie erbij wordt gehaald en dat leden van bepaalde groepen worden gearresteerd en veroordeeld, en bovendien relatief hogere straffen krijgen opgelegd.
Zo is de kans kleiner dat drugsgebruik door jongeren uit de middenklasse in welgestelde voorsteden – of het cocaïnegebruik door managers – tot arrestatie leidt dan het drugsgebruik op straat door jongeren uit minderheidsgroepen die in immigrantenwijken wonen. In de VS is de kans groter dat zwarte en latinoverdachten een gevangenisstraf kregen opgelegd – die bovendien langer was – dan dat witte Amerikanen die kregen, al lijkt deze kloof de afgelopen decennia kleiner te zijn geworden.
In alle samenlevingen zoeken jongeren, en jonge mannen in het bijzonder, de grenzen op. Alleen zijn er enorme verschillen in de manier waarop gemeenschappen en wetshandhavers hiermee omgaan. In wijken met een sterke sociale cohesie worden kleine vergrijpen door jongeren, zoals kruimeldiefstallen of vechtpartijen, vaak opgelost zonder dat de politie erbij komt. De sociale controle en bestraffing van ouders en buren is afdoende. Wordt de politie toch gebeld, dan is de kans groter dat ze het laten bij een stevige reprimande aan het adres van de jongere en zijn ouders.
Maar in minder welvarende wijken is de kans kleiner dat problemen op deze manier worden opgelost. Lopen de dingen uit de hand en wordt de politie ingeschakeld, dan is de kans groter dat degene die het vergrijp pleegde wordt opgepakt. Wordt een wit tienermeisje uit een middenklassengezin uit een ‘goede wijk’ betrapt bij winkeldiefstal, dan is de kans groter dat ze ervan afkomt zonder formele aanklacht. Gebeurt dit met een zwart meisje uit een achterstandswijk, dan beschikken de ouders vaak niet over de juiste ‘toon’ of connecties om de winkelmanager ervan te overtuigen niet de politie te bellen of om de agenten ervan te overtuigen hun dochter niet aan te klagen.
Vooroordelen en etnisch profileren zorgen er ook voor dat tentoongespreide welvaart door niet-witte mensen algauw de verdenking van de politie trekt. Vooral voor zwarte mannen is het een maar al te gebruikelijke ervaring om aan de kant te worden gezet, in het bijzonder wanneer ze in een dure auto rijden. Raciale vooroordelen beïnvloeden het dagelijks leven van minderheden op tal van manieren waarvan veel witte mensen zich meestal totaal niet bewust zijn.27
Daarnaast hebben raciale en etnische vooroordelen invloed op de mediaberichtgeving over misdaad. Vermoordt een zwarte man een andere zwarte man, dan wordt hierover vaak bericht als ‘bendegeweld’ of een bepaald soort ‘drugsmoord’ of een ‘afrekening in het criminele circuit’, waardoor de kans afneemt dat een zaak serieus wordt onderzocht. Als een witte man een hele ris schoolkinderen of klanten van een winkelcentrum vermoordt, wordt dit vaak beschreven als een gevolg van een mentale aandoening. Maar begaat een moslim dezelfde misdaad, dan zijn journalisten en opinieleiders er vaak snel bij om dit te framen als waarschijnlijk een terreurdaad – dit nog los van de vraag of een zelfmoordaanslag ook geen geval van geestesziekte zou kunnen zijn. Vermoordt een witte man zijn vrouw, dan is de kans groot dat de media dit schetsen als een geval van mentale stoornis of een crime passionnel. Pleegt een islamitische man echter dezelfde misdaad, dan leggen de media algauw een verband met religieus fanatisme of ‘achterlijke’ culturele praktijken zoals eerwraak.
Ook in de filmindustrie zijn dergelijke stereotypen aan de orde van de dag. Zwarte en andere niet-witte acteurs klagen vaak terecht dat ze telkens opnieuw worden gecast als crimineel, gangster of drugsdealer, terwijl Albanezen en andere Oost-Europeanen op hun beurt vaak worden gecast als mensenhandelaren, en moslims als religieuze fanatici of terroristen. De angst dat immigranten misdaden plegen zit diep ingebakken in de meerderheidsculturen en is verbonden met diepgewortelde vooroordelen over ‘buitenlandse’ mannen – die worden gestereotypeerd als meer agressief, crimineel en misogyn, als seksuele predators en mensenhandelaren – die het in het bijzonder zouden hebben voorzien op witte vrouwen. Het weerspiegelt aloude angsten dat ‘zij’ het op ‘onze’ vrouwen hebben gemunt.


Te vaak vervolgd, te weinig beschermd

Etnisch profileren door de politie is een serieus probleem. En daarvoor hebben we hard bewijs. Tot voor kort ontbeerden we de data die duidelijk maakten in welke mate etnische vooroordelen en etnisch profileren bijdragen aan het bestendigen van het stereotype van de ‘criminele buitenlander’. Recentelijk zijn er gelukkig onderzoeken uitgevoerd die robuustere schattingen bieden. Zo publiceerden de Nederlandse sociologen Willemijn Bezemer en Arjen Leerkes in 2022 een studie waarin een vergelijking werd getrokken tussen de kans dat jongeren met en zonder migratieachtergrond die, op basis van wat ze zelf aangaven, vergelijkbaar crimineel gedrag vertonen, door de politie werden aangemerkt als misdaadverdachte.28 In Nederland is de kans dat jongeren met een Marokkaanse of Caraïbische achtergrond worden verdacht van crimineel gedrag zes tot zeven keer zo groot als onder jongeren zonder migratieachtergrond. Jongeren met een Surinaamse of Turkse achtergrond worden vier keer zo vaak verdacht van een misdaad.
Maar hun onderzoek toonde ook aan dat slechts een klein deel (13 procent) van deze oververtegenwoordiging van groepen met een ‘criminele reputatie’ binnen de percentages misdaadverdachten kon worden verklaard door reële verschillen in crimineel gedrag. Bezemer en Leerkes schatten dat bijna de helft (46 procent) van deze oververtegenwoordiging niet kon worden verklaard door factoren zoals crimineel gedrag, sociaaleconomische achtergrond en andere factoren op het niveau van het individu en de wijk. Dat maakt het aannemelijk dat etnisch profileren en vooroordelen onder politieagenten, en ook onder slachtoffers en getuigen van misdaden, een belangrijke rol spelen in het verklaren van deze oververtegenwoordiging. Toen zij groepen die in overeenkomstige mate betrokken zijn bij criminele activiteiten met elkaar vergeleken, bleek dat onder jongeren die op het vmbo zitten de kans vier tot vijf keer zo groot was dat ze van een misdaad werden verdacht, dan onder criminele jongeren die op het vwo zitten. Met andere woorden: hogeropgeleide, voornamelijk witte jongeren uit gegoede milieus die crimineel gedrag vertonen slagen er veel beter in uit de handen van de politie te blijven. Niet alleen is de kans groter dat migranten en minderheden voor hetzelfde vergrijp worden gearresteerd, maar datzelfde geldt voor de kans dat ze worden aangeklaagd en ten slotte strenger bestraft.
Slachtoffers van misdaad – of het nu gaat om huiselijk geweld, mishandeling, verkrachting of moord – krijgen minder vaak bescherming van de politie als ze tot een minderheid behoren.29 Soms worden ze door angst en wantrouwen voor de politie ervan weerhouden om bescherming te zoeken en te krijgen, wat vooral geldt voor ongedocumenteerde migranten die uitzetting vrezen als ze een misdaad bij de politie aangeven.30 Ook slagen minderheidsgroepen er in het algemeen minder goed in de politie en het rechtssysteem ervan te overtuigen dat ze bescherming nodig hebben tegen geweldsplegers; leden van de middenklassen weten doorgaans beter hoe ze een weg moeten vinden binnen complexe bureaucratische systemen om zo bescherming van de politie te krijgen. Zo zal een slachtoffer van huiselijk geweld gemakkelijker voor elkaar krijgen dat een dader wordt gearresteerd of een contactverbod aan zijn broek krijgt, en ook gemakkelijker een veilige plek vinden (zoals in een blijf-van-mijn-lijfhuis), als zij (of hij) woont in een witte welvarende wijk met een goed gefinancierd en geëquipeerd politiebureau, vergeleken met een lid van een minderheidsgroep dat woont in een achterstandswijk waar stevig op de sociale voorzieningen en de politie is gekort.
Daarnaast zorgen racistische vooroordelen er ook voor dat niet-witte minderheden vaker het doelwit worden van politiegeweld. In mei 2020 werd George Floyd, een zesenveertigjarige Afro-Amerikaanse man, in Minneapolis, Minnesota, vermoord door een politieagent. Dit incident, en talloze vergelijkbare incidenten, dat mede aan de basis lag van de opkomst van de mondiale Black Lives Matter-beweging, maakte opnieuw duidelijk hoe hardnekkig institutioneel racisme is en hoeveel moeite veel leden van de meerderheidsbevolking hebben om überhaupt het bestaan ervan te erkennen. Het ligt voor de hand dat zulke ervaringen het wantrouwen onder niet-witte minderheden voeden in het vermogen en de bereidheid van de politie om hen te beschermen, en van de wil van politici om hier echt iets aan te doen.


Misdaadcijfers daalden terwijl de immigratie steeg

De harde feiten ondermijnen de mythe dat immigratie de misdaad uit de pan heeft doen rijzen. Eigenlijk is deze mythe tweeledig. Het eerste deel van de mythe zegt dat immigratie voor meer misdaad zorgt. Het tweede deel is dat er meer criminaliteit is dan vroeger. In beide gevallen laten de cijfers het tegenovergestelde zien: er bestaat niet alleen solide bewijs dat immigratie het aantal misdaden vermindert, maar in werkelijkheid is de criminaliteit omlaaggegaan. Zo bleek uit een grootschalig onderzoek naar de trends in de misdaadcijfers in zesentwintig westerse landen tussen 1988 en 2004 dat auto-inbraken met 77,1 procent zijn gedaald, diefstal van individuen met 60,3 procent, inbraken met 26 procent, mishandelingen met 20,6 procent en autodiefstallen met 16,8 procent.31 In de Verenigde Staten nam het aantal geweldsmisdrijven en diefstallen tussen 1990 en 2013 met respectievelijk 50 en 46 procent af.32
Ook is het aantal moorden in bijna alle westerse landen afgenomen. Zo nam het aantal moorden met voorbedachten rade in het VK tussen 1991 en 2019 af van jaarlijks 1 naar 0,5 per 100.000 inwoners, terwijl dat in Duitsland daalde van 1,4 tot 0,7 en in Frankrijk van 1,7 tot 0,8. Hoewel er in de VS veel meer moorden worden gepleegd heeft zich daar ook een opvallend sterke daling voorgedaan: van 10,2 moorden per 100.000 inwoners in 1991 naar 5,4 in 2019.33
In werkelijkheid zijn onze samenlevingen dus veiliger geworden terwijl de immigrantengemeenschappen zijn gegroeid. Dit is echter goeddeels een schijncorrelatie, aangezien de dalingen van het misdaadcijfers hoofdzakelijk worden verklaard door factoren zoals inkomensgroei, beter onderwijs, afnemende werkloosheid en veroudering van de bevolking.34 Het punt hier is dat in tegenstelling tot wat politici vaak beweren, immigratie de daling van het misdaadcijfer in westerse landen niet heeft vertraagd maar eerder versneld. Immigranten vertonen immers doorgaans minder crimineel gedrag dan niet-migranten. Misdaad komt meer voor onder de tweede generatie van sommige immigrantengroepen die te maken hebben gekregen met ‘neerwaartse assimilatie’ in vijandige stedelijke subculturen die misdaad in de hand kunnen werken. Maar uit niets blijkt echter dat specifieke etnische, raciale of religieuze achtergronden ertoe ‘leiden’ dat mensen zich eerder schuldig maken aan crimineel gedrag. Omdat sommige minderheden en groepen met een immigratieachtergrond oververtegenwoordigd zijn onder de armere en werkloze bevolkingsgroepen, verklaart dit gedeeltelijk waarom ze ook zijn oververtegenwoordigd in de misdaadstatistieken.
Als gevolg van etnisch profileren en etnische vooroordelen worden leden van minderheidsgroepen onevenredig vaak opgepakt en veroordeeld (en dan ook tot langere gevangenisstraffen). Het houdt een vicieuze cirkel in stand van vooroordelen, segregatie en maatschappelijke achterstand. Dit is een ernstig probleem, aangezien het bij mensen het gevoel bestendigt dat ze als tweederangsburgers worden behandeld. Onder de gediscrimineerde groepen vermindert dit het vertrouwen in de bereidheid van de politie en de overheid om hen te beschermen. Dat kan vervolgens bijdragen aan een cultuur van vijandigheid, verzet en wantrouwen tegen de politie, het rechtsstelsel en de overheid in het algemeen. Dit geldt in het bijzonder binnen een politiek klimaat waarin invloedrijke politici en journalisten migranten beschuldigen van het plegen van de meest verfoeilijke misdaden.
Dit is allemaal geen reden om de reëel bestaande problemen te ontkennen of bagatelliseren. De disproportionele betrokkenheid van gemarginaliseerde jongeren uit minderheidsgroepen bij misdaden en intimidatie is een serieus probleem. Niet alleen omdat door dergelijk gedrag op wijkniveau een onveilig en onaangenaam klimaat ontstaat, maar ook omdat het deze groepen ervan weerhoudt om zich aan hun achterstandspositie te ontworstelen. Om deze problemen effectief aan te pakken, op te lossen en in de toekomst te voorkomen, is het echter belangrijk om hun oorzaken te begrijpen. Naast het probleem van etnisch profileren is misdaad sterk gerelateerd aan economische marginalisatie en de sociaal, moreel en mentaal ondermijnende gevolgen van racistische discriminatie en langdurige werkloosheid.
Dit laat zien dat deze problemen alleen bij de wortel kunnen worden aangepakt als effectieve wetshandhaving wordt gecombineerd met beleid dat etnisch profileren en discriminatie op de arbeidsmarkt tegengaat, en dat kansarme jongeren – ongeacht hun raciale of etnische achtergrond – daadwerkelijk de kans biedt om via onderwijs en werk maatschappelijk op te klimmen