De verhouding Moslims en Joden, van verleden naar heden 

Geplaatst mei 2024

Ruud Koopmans

Notitie voor de hoorzitting “Antisemitisme in Nederland”, Tweede Kamer Den Haag, 12-9-2018

 

Stelling:

Een effectieve bestrijding van antisemitisme is alleen mogelijk op basis van goede informatie over de

motieven en kenmerken van daders. Overheid, politie en organisaties van het maatschappelijke

middenveld die zich met de monitoring van antisemitisme bezighouden, blijven op dit punt ernstig in

gebreke. In de vele rapportages over antisemitisme ontbreekt systematische informatie over de

motieven en de etnische en religieuze achtergrond van daders. Daardoor wekken zij ten onrechte de

indruk dat antisemitisme een diffuus fenomeen is dat overal gelijkelijk voorkomt, of, door

antisemitisme in een context van racisme en islamofobie te plaatsen, dat het vooral een probleem

van rechtsextremistisch gemotiveerde, autochthone daders is. Beschikbare gegevens uit

wetenschappelijk onderzoek en slachtofferenquetes duiden er echter op dat in het recente

antisemitisme – en antisemitisch geweld in het bijzonder – daders met een migratieachtergrond in

islamitische landen, die door een mengsel van religieus extremisme en arabisch-nationalisme

gemoitiveerd worden een grote – en in het geval van geweld zelfs dominante – rol spelen.

Antisemitistische opvattingen komen in alle bevolkingsgroepen voor. Zij zijn echter bijzonder sterk

verbreid onder moslims, waar antisemitisme geen randverschijnsel is, maar een grote minderheid of

zelfs de meerderheid kenmerkt. Bovendien blijkt uit onderzoek een duidelijke samenhang met

religiositeit: onder de religieuze moslims en in het bijzonder onder degenen daarvan die een

fundamentalistische geloofsopvatting aanhangen, is het antisemitisme veel sterker verbreid – in de

orde van grootte van 60-70% - dan onder niet-praktiserende of seculiere moslims. Omdat moslims in

Europa een relatief klein deel – ongeveer 5% - van de bevolking uitmaken, zijn desondanks de

meeste antisemieten niet –moslim.

 

Die reletivering gaat echter niet op voor antisemitisch geweld. Slachtofferenquetes in verschillende

Europese landen laten zien dat de door slachtoffers meest genoemde dadercategorie uit “mensen

met een islamitisch-extremistische achtergrond” – zij werden vaker als dader aangewezen dan

linksextremisten of rechtsextremisten. Wanneer het om gewelddadige antisemitische incidenten

gaat, was gemiddeld over alle onderzochte landen gerekend in 40 procent van de gevallen sprake

van daders uit deze hoek. In Zweden en Frankrijk was zelfs een meerderheid van de genoemde

daders van antisemtische geweldincidenten uit de islamitisch-extremistische hoek afkomstig.

Natuurlijk zijn deze gegevens gebaseerd op inschattingen van de slachtoffers en dienen met politieen

justitiegegevens te worden gecomplementeerd. Dat de laatste niet beschikbaar zijn, valt de

slachtoffers echter niet te verwijten, maar is het resultaat van de bewuste beslissing van

beleidsmakers om dergelijke daderinformatie niet te verzamelen of naar buiten te brengen.

 

Uitgebreidere toelichting van de conclusies dat antisemitische opvattingen onder moslims wijd

verbreid zijn en dat daders met een islamitische achtergrond voor een groot deel van het recente

antisemitische geweld verantwoordelijk lijken te zijn:

In Belgie verrichte de socioloog Mark Elchardus onderzoek naar antisemitisme onder middelbare

scholieren.1 Van de moslims onder hen stemde de helft in met de stellingen “Joden zetten aan tot

oorlog en geven anderen de schuld ervan” (53%; tegen 8% van de niet-islamitische scholieren) en

“als je met Joden zaken doet, moet je extra goed oppassen” (48%; tegen 13% van de niet-moslims).

Dat dit antisemitisme zich in alle leeftijdsgroepen doet gelden laat een zeslanden-onderzoek zien.2

Daarin gaven 45 procent van de moslims (40% in Nederland) aan dat volgens hen Joden niet te

vertrouwen zijn. Onder de autochtone bevolking was “slechts” 8 procent die mening toegedaan.

Het onderzoek laat ook zien dat het islamitische antisemitisme zeer sterk samenhangt met

fundamentalistische geloofsopvattingen.

Een groot Frans onderzoek over antisemitisme wijst in dezelfde richting. Van alle Fransen had niet

minder dan 15 procent een antisemitisch wereldbeeld. Dat percentage lag net boven de 20 procent

bij aanhangers van de extreem-linkse Front de Gauche en bedroeg bijna 40 procent bij de aanhang

van het extreem-rechtse Front National. Van de Franse moslims had echter bijna de helft een

antisemitisch wereldbeeld, en de mate van antisemitisme hing sterk samen met gelovigheid. Onder

de Fransen van moslim-origine die zichzelf niet meer als gelovig beschouwen was het antisemitisme

het minst (30%) en onder gelovige en praktiserende moslims het meest (60%) verbreid, met gelovige,

maar niet praktiserende moslims in een tussenpositie. Een wereldwijde studie van de Anti-

Defamation League laat zien dat van de Belgische, Duitse en Britse moslims ruim de helft een

antisemitisch wereldbeeld had, vergeleken met 10-20% van de gehele Belgische, Duitse en Britse

bevolking. Daarbij staken de Europese moslims overigens nog enigszins “gunstig” af bij hun

geloofsgenoten in islamitische landen, waar het antisemitisme nog weliger tiert: in Marokko

bijvoorbeeld bij 80 procent en in Turkije bij bijna 70 procent van de ondervraagden. Dat

antisemitisme onder moslims veel sterker verbreid is dan onder niet-moslims moet ons natuurlijk

niet doen vergeten dat gezien het bescheiden bevolkingsaandeel van moslims in Europa (rond de 5%)

de meeste antisemieten in Europa nog altijd van autochtone afkomst zijn.

Maar als we naar antisemitisch geweld kijken, helpt die relativering niet. Het waren geen

autochtone rechtsextremisten die in 2012 een leraar en drie kinderen doodschoten in een Joodse

school in Toulouse; die in 2014 vier mensen bij het Joodse Museum in Brussel vermoorden; die in

2015 in Parijs vier mensen in een Joodse supermarkt doden; die in Kopenhagen in datzelfde jaar een

synagoge aanvielen en twee mensen ombrachten; of die in 2018 in Parijs de 85-jarige Holocaustoverlevende

Mireille Knoll onder het aanroepen van de naam van Allah vermoorden omdat ze “Joods

is en dus geld moet hebben”. Toch is het afgezien van deze bekende voorbeelden verbazingwekkend

moeilijk systematische gegevens te vinden over de mate waarin bij antisemitische geweldincidenten

daders met een islamitische achtergrond betrokken zijn. Politie en andere overheidsinstanties

verzamelen namelijk geen gegevens over de etniciteit van daders van geweldincidenten. In de

statistieken wordt soms wel iets over de nationaliteit van daders gezegd, maar dat is maar van

beperkt nut omdat de meeste kinderen van migranten en ook leden van de eerste generatie die zich

hebben laten naturaliseren de nationaliteit van het woonland bezitten.

 

We moeten het daarom doen met onderzoeken die de slachtoffers van antisemitisme naar hun

ervaringen gevraagd hebben. De belangrijkste van die studies werd in 2013 door het Agentschap

voor Fundamentele Rechten (FRA) van de Europese Unie uitgevoerd onder bijna 6.000 Joden in

zeven Europese landen: Frankrijk, Groot Britannie, Duitsland, Italie, Belgie, Zweden, Hongarije en

Letland.3 Ruim één op de vijf ondervraagden (21%) gaf aan in de afgelopen 12 maanden beledigd,

lastig gevallen, bedreigd of fysiek aangevallen te zijn vanwege hun Jood-zijn. Van degenen die één of

meer antisemitische ervaringen rapporteerden werd vervolgens gevraagd tot wat voor groep de

dader of daders behoorden van het ernstigste geval van antisemitisme dat men in het afgelopen jaar

had ervaren. Rechtsextremisten werden in 19 procent van de gevallen als daders aangewezen,

linksextremisten in 22 procent, maar met 27 procent de meest genoemde categorie daders waren

“mensen met islamitisch-extremistische opvattingen” (andere categorieen die genoemd konden

worden waren: “teenagers”, “buren”, “collega’s” etc). Alleen in Hongarije en Letland zijn het

overwegend rechtsextremisten die als daders aangemerkt worden. De oververtegenwoordiging van

islamitische daders is nog sterker bij de ernstigste vorm van antisemitisme: bedreiging en fysiek

geweld. Daarmee had 4 procent van alle ondervraagden in de afgelopen 12 maanden te maken

gehad.4 Dat percentage was het hoogst onder Joden in Frankrijk en Belgie: 7 procent had in de

laatste twaalf maanden en 10 procent in de laatste vijf jaar met bedreiging of geweld te maken

gehad. Als daders van bedreiging en geweld werden in 10 procent van de gevallen rechtsextremisten,

in 14 procent van de gevallen linksextremisten en in maar liefst 40 procent van de gevallen

moslimextremisten genoemd. In Frankrijk (53%) en Zweden (51%) noemde zelfs meer dan de helft

van de slachtoffers van bedreiging en geweld moslims als daders.

 

Ruud Koopmans (Uithoorn, 1961) is een Nederlandse hoogleraar sociologie aan de Humboldtuniversiteit in Berlijn en directeur van de afdeling "Migratie, Integratie en Transnationalisering" aan het Wissenschaftszentrum Berlin für Sozialforschung (WZB). Hij doet onder andere onderzoek naar sociale bewegingen, burgerschap, integratie, Europese integratie, religieus fundamentalisme en evolutionaire sociologie.

Hein de Haas is socioloog en geograaf en een internationaal toonaangevend migratieonderzoeker. Tussen 2006 en 2015 was hij onderzoeker en mededirecteur van het International Migration Institute (IMI) aan de Universiteit van Oxford. Momenteel is hij hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam van waaruit hij leiding aan IMI blijft geven. Daarnaast is hij hoogleraar Migratie en Ontwikkeling aan de Universiteit Maastricht. "